Inleiding
In aanmerking
nemend dat dieren levende wezens zijn met gevoel en
dientengevolge aandacht en respect verdienen.
In aanmerking
nemend dat mensen deze planeet delen met andere soorten en
andere levensvormen en dat alle levensvormen samenleven in een wederkerig
afhankelijk ecosysteem.
In aanmerking
nemend dat, ofschoon er belangrijke sociale,
economische en
culturele verschillen tussen menselijke gemeenschappen bestaan, elke zich
dient te ontwikkelen op een humane en duurzame wijze. Onder erkenning dat vele staten reeds een systeem hebben van wettelijke
bescherming van gedomesticeere en wilde dieren.
Trachtend de werkzaamheid te verzekeren van deze systemen, en de
ontwikkeling van betere en uitgebreidere voorzieningen voor het welzijn van
dieren.
Verklaart de World Society for the protection of animals dat deze universele
verklaring voor het welzijn van dieren dient als gemeenschappelijke
standaard ten gebruik van alle volkeren en naties om met alle daartoe
geschikte middelen er naar te streven deze beginselen te handhaven en door
middel van vooruitstrevende maatregelen, zowel nationaal als internationaal,
te verzekeren dat zij alom en met goed gevolg worden erkend en uitgevoerd.
Artikel 1: Definities
a) dier betekent ieder niet-menselijk zoogdier, vogel, reptiel, amfibie,
vis
of ongewervelde in staat tot gevoelens van pijn en leed.
b) in het wild levende dieren omvat elk dier dat niet door mensen is
gedomesticeerd.
c) mens-afhankelijke dieren heeft betrekking op elk dier, waarvan welzijn
en
overleven afhankelijk is van menselijke zorg waaronder gezelschapsdieren;
dieren gefokt voor het leveren van voedsel, producten, trekkracht, diensten,
wetenschappelijk onderzoek of verstrooiing en wilde dieren in gevangenschap.
d) gezelschapsdieren omvat de soorten die in het verband met plaatselijke
gewoonte, van oudsher door mensen zijn gehouden en voor dit doel, al dan
niet systematisch zijn gefokt.
e) wreedheid houdt in het nodeloos veroorzaken van pijn of leed, hetzij
weloverwogen of door verwaarlozing.
f) welzijn is de mate waarin de lichamelijke, gedragsmatige of gevoelsmatige
behoeften van een dier worden bevredigd.
|
Artikel 2: Grondbeginselen
a) Mensen hebben uitdrukkelijke verplichtingen aangaande zorg en welzijn
van dieren, die van hen afhankelijk zijn.
b) Geen dier zal nodeloos gedood worden door een mens of
aan een wrede behandeling worden onderworpen.
c) Wreedheid ten opzichte van dieren
dient te worden beschouwd als een ernstig misdrijf, als zodanig overal in wetgeving
erkend en met voldoende straf strafbaar om de veroorzaker te weerhouden van herhaling.
Artikel 3: In het wild levende dieren
a) Waar het nodig wordt geacht wilde dieren te vangen en te doden, en om
biodiversiteit veilig te stellen, dient het maximum aantal te nemen dieren
aannemelijk te zijn en bepaald op grond van wetenschappelijk beheer.
b) Waar het nodig wordt geacht wilde dieren te vangen en te doden dient
gebruik te worden gemaakt van gereedschap en werkwijze die geen:
c) Het vangen en doden van wilde dieren voor vertier of sport dient verboden
te worden.
d) Om het nakomen van bovenstaande bepalingen te verzekeren, dienen de
noodzakelijke maatregelen te worden genomen om de natuurlijke omgeving en
het ecosysteem te beschermen. Artikel 4: Mens-afhankelijke dieren
a) Dieren die onder toezicht van mensen worden gefokt, gevangen of gehouden,
hebben recht op de voorzieningen van de fundamentele vijf vrijheden, zoals
die in toenemende mate door dierenwelzijnsinstanties zijn aanvaard:
b) Diergeneeskundigen en andere gekwalificeerde personen
dienen gemachtigd
tot het op diervriendelijke wijze doden van elk dier dat zodanig is verwond,
ziek of verkommerd dat voortbestaan het lijden slechts verlengt.
Artikel 5: Dieren gefokt voor voedsel, producten en trekkracht
a) Waar het nodig wordt geacht een dier te doden voor de levering van
voedsel of producten, dient de toegepaste werkwijze het dier onmiddellijk
bewusteloos te maken voor pijn tot de dood intreedt.
b) Het slachten van een dier dient te worden uitgevoerd door een bekwaam en
geoefend persoon.
c) Dieren in afwachting van de slacht dienen gelost, behandeld, gehuisvest,
gevoed en gedrenkt op een diervriendelijke manier.
d) Op alle mogelijke manieren dient het vervoeren van dieren te worden
beperkt. Waar vervoer plaatsvindt dient het welzijn van de dieren in acht te
worden genomen.
e) De slacht van dieren dient zo dicht mogelijk bij de verblijfplaats te
geschieden.
f) Alle noodzakelijke stappen dienen te worden genomen om zeker te stellen,
dat dieren die worden benut om trekkracht te leveren of andere
werkzaamheden, recht hebben op een beperking in de duur en de druk van het
werk. Deze beperkingen dienen te berusten op wetenschappelijk onderzoek.
|
Artikel 6: Gezelschapsdieren
a) Eigenaren van gezelschapsdieren dienen de verantwoording te dragen voor
zorg en welzijn gedurende het leven van dit dier of voorzieningen te treffen voor overdracht aan
een verantwoordelijke persoon, indien zij daartoe zelf niet meer in staat zijn.
b) Gepaste maatregelen dienen genomen te worden ter bevordering
en invoering van neutralisatie van gezelschapsdieren.
c) De nodige stappen dienen genomen te worden om een systeem
tot registratie en identificatie van gezelschapsdieren ingevoerd te krijgen.
d) GDe handel in gezelschapsdieren dient
aan strenge regels betreffende uitoefening en controle gebonden te zijn ter voorkoming
van wreedheid en het fokken van ongewenste dieren.
e) Diergeneeskundigen en andere gekwalificeerde personen
dienen gemachtigd tot het op diervriendelijke wijzen doden van gezelschapsdieren, die verlaten
zijn en niet weer gehuisvest of verzorgd kunnen worden.
f) Het vernietigen van gezelschapsdieren op dieronvriendelijke
en ontoelaatbare wijze, zoals vergiftiging, afschot, slaag, verdrinking en ophanging dient
verboden.
Artikel 7: Dieren in sport en vertier
a) Waar dieren worden gebruikt in gewettigde sport en vertier dienen passende
maatregelen genomen ter beteugeling van het blootstaan aan wreedheid.
b) Tentoonstellingen en schouwspelen met gebruikmaking van
dieren welke nadelig zijn voor hun gezondheid en welzijn dienen verboden. Artikel 8: Levende dieren in wetenschappelijk onderzoek
a) Gebruik van dieren in wetenschappelijk onderzoek en beproeving dient
alleen plaats te vinden voor doeleinden van wezenlijk belang voor het
welzijn van mens of dier als:
b) Wanneer gebruik van dieren noodzakelijk wordt geacht
voor onderzoek of
beproeving dienen de gebruikte werkwijzen zeker te stellen dat:
c) Alternatieven voor proeven op levende dieren dienen waar mogelijk
begunstigd en onderzocht.
d) Het gebruik van dieren voor wetenschappelijk onderzoek en beproeving
dient verboden wanneer:
The text of the UNIVERSAL DECLARATION OF ANIMAL RIGHTS has
been adopted from the International League of Animal Rights and Affiliated
National Leagues in the course of an International Meeting on Animal
Rights which took place in London from 21st to 23rd
September 1977.
|